Afgelopen week wandelde ik met een rugzakje (6,5 kilo) de North Down
route in Engeland. Die route kun je, als je een beetje doorstapt, in een
week afleggen. Hij loopt van onder Londen naar Dover. Met een boekje
met de routebeschrijving in de hand ging het over landwegen en smalle
kustpaden, langs schapen en B&B’s. Gaandeweg mengde de route van
de National Trust die ik liep zich steeds vaker met die van een pelgrimsroute.
Heel bekend is de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela.
Deze Engelse pelgrimsroute had de kathedraal van Canterbury als doel.
Maar de weg is belangrijker dan het doel. De cadans van het wandelen
brengt een soort leegte te weeg, een verstilling te midden van het onbekende.
Ik moest vaak denken aan het kerklied ‘zomaar te gaan met een
stok in je hand”. En aan de bijbelse figuur Abraham. Die ging ook ‘zomaar’
op pad. Voor hem betekende de lange tocht niet enkel een fysiek
wegtrekken uit zijn land naar het onbekende Kanaän. In het licht van zijn
vertrouwensavontuur met zijn God was de tocht ook een wegtrekken uit
zijn vertrouwde beeld van wie en wat die God was. En als Abraham
dacht, dat hij het nu wel begreep, ging de afbraak van het beeld dat hij
van God had telkens een stap verder. Totdat God hem zelfs vroeg zijn
dierbaarste zoon op te geven (Gen. 22). Misschien kun je dit verhaal zien
als de ontwikkeling van een geloof: een vertrouwen waarin je God God
laat zijn, en elk zelfgemaakt beeld van God achter je laat. ‘Gód zal voorzien’
zegt Abraham tegen Izaak. Niet mijn beeld van God, niet mijn idee
van hoe God zou moeten zijn om gemakkelijk aanvaardbaar te zijn of
goed over te komen. Met de geschiedenis van Abraham begint wat eeuwen
later de eerste zaligspreking zal worden: de armoede van geest, de
lege plek waar we God kunnen vinden. Niet in beeldjes, niet de God die
we modelleren naar ons idee. De armoede van geest is die geestestoestand
die we niet zelf kozen of programmeerden, maar die er komt omdat
ons zoveel vertrouwde dingen uit handen worden geslagen. Juist dan
kunnen we ons soms overgeven aan datgene wat ons eigen bestaan te
boven gaat. Diezelfde beweging komen we ook tegen in andere bijbelverhalen
(exodus, ballingschap, Jezus in de evangelies, Paulus). Wellicht
hoort dat bij pelgrimeren: het aanvaarden van de onzekerheid, de
vreemdheid. “De woorden pelgrim en pelgrimage stammen van het Latijnse
woord, peregrinare. De Latijnse betekenis is eigenlijk niet die van
bedevaarder, maar van ‘vreemdeling’. In de Latijnse Vulgaatvertaling
van Hiëronymus wordt de vreemdeling steevast met peregrinus weergegeven.
Wie pelgrim is, wordt allereerst voor een tijd vreemdeling. Je hebt
het vertrouwde verlaten, je bent niet meer thuis. Je voelt je ontheemd,
maar staat ook open voor het avontuur. Daarover klonk ook een woord
in de bijbel: Je moet de vreemdeling goed behandelen want je bent zelf
vreemdeling geweest. Wellicht kan het ook andersom werken: dat je je
welkom voelt, en dáárom ook anderen een warm welkom wilt bieden.
Gelukkig heb ik tijdens mijn vakantie alleen maar vriendelijkheid en gastvrijheid
ontmoet. En komt dit hele stukje eigenlijk niet neer op wat de
Bergrede eeuwen later zal formuleren: behandel de ander zoals je zou
verlangen dat hij of zij jou behandelt? Het is, dat weten wij, in Jezus’
ogen zelfs de samenvatting van de hele bijbel.
Sigrid Coenradie