19 November 2017

Er is een tijd om te baren
En een tijd om te sterven.
Zo begint de tekst van Prediker
En daarmee is gelijk het hele leven omvat.

Dat is ook te zien aan de vorm
Wie de verzen telt, telt 4 x 7 x “er is een tijd om”
Een opsomming van het hele bestaan.
7 is het getal van de volheid
4 het getal van de windstreken op aarde.

Waarom schrijft Prediker op de manier over het leven?
Het leven, zegt Prediker, geeft geen garanties.
Het ziet vol verrassingen, prettige en nare.
De tekst over de tijd was voor hem dan ook geen oproep:
Grijp de tijd, benut hem, mis hem niet! Prediker wil zojuist relativeren:
Tijd is geen vijand, maar wijzelf zijn de tijd
Tijd was er niet vóór wij er waren –
Tijd is – om zo te zeggen – mettertijd geschapen.

Als je zegt dat je geen tijd hebt,
bedoel je dat je ervoor kiest die tijd anders te besteden
Want zolang er leven is, is er tijd.

Prediker heeft een hele down-to-earth instelling.
Wij mensen zijn de tijden.
Soms zijn wij mensen die planten, en die baren,
Die helen en herstellen;
Soms zijn wij mensen die doden, breken,
Verkillen en haten.

Wij zelf zijn de tijden
Degenen die wij hier samen gedenken
Gaven ons niet hun tijd, maar zichzelf.
Zoals ook het grote voorbeeld voor christenen,
Jezus van Nazareth, zichzelf gaf.

Wij zelf zijn de tijden
Dan raken we aan een dimensie van de tijd die bijzonder is.
Iedereen die iemand aan de dood verloren heeft herkent dit:
De tijd staat even stil – dat er een nieuwe regering is; het zal wel.
Waar maken de mensen zich druk over?

Wij zelf zijn de tijden
Er is een gevoel van eeuwigheid in de tijd geslopen
Die ons doet zeggen: nee, ik kom een tijd niet op het werk,
Want ik moet ergens anders zijn,
tijd doorbrengen en waken bij een stervende,
Samenkomen met familie en vrienden rondom een overlijden
Tijd die buiten de kloktijd lijkt te vallen.

Wij zelf zijn de tijden
En de tijd van de overledene is niet terug te draaien.
Misschien kent u die neiging om, wanneer u iemand verloren heeft,
Aan de dood, of aan het leven,
Dat u dan probeert de tijd terug te draaien.
Om iets vertrouwds terug te vinden, het gevoel van nabijheid
Weer op te roepen.
Daar schreef Nobelprijswinnaar Patrick Modiano over in
‘De straat van de donkere winkels”. Hij zegt:
Ja, ik had de hoop dat ik, door naar dezelfde plekken terug te keren
En me op dezelfde manier te gedragen
Uiteindelijk weer onzichtbare draden
Zou kunnen opnemen.

Proberen terug te vinden wat we verloren zijn
Is een heel menselijke neiging.
En tegelijk weten we dat het onmogelijk is.
Dat we herinneringen kunnen koesteren, maar de ervaringen
Niet over kunnen doen, hoe graag we ook zouden willen.

Dan komt het aan op loslaten. En dat is een hele klus.
Indringend schrijft de dan doodzieke Jaap Zijlstra erover
In zijn laatste gedicht:

Als de dag begint te doven
En de zon mij niet meer ziet,
Als de schemering gaat komen
En ik stil word van verdriet,
Als de nacht valt en mijn vogel
Niet meer opdaagt met een lied –
Na mijn duisternis uw licht,
Na mijn zwijgen uw gedicht.

In de laatste twee regels spreekt Zijlstra, terwijl hij het leven loslaat,
Uit dat er meer is dan zijn eigen dood en dichterschap:
Na mijn duisternis uw licht,
Na mijn zwijgen uw gedicht.

Ook de tekst van Prediker weerspiegelt dat vermoeden:
Wij zijn gebonden aan onze tijd van leven, maar tegelijkertijd
zijn we meer dan onszelf, omdat we verbonden zijn met de Eeuwige,
in wie alle tijden omvat zijn.

Wat betekent dat nu voor ons gewone leven, met zijn topmomenten
Én zijn ervaringen van verlies? Kunnen we loslaten wat we niet kunnen vasthouden?
En vasthouden aan wat groter is dan onszelf? Wat doorgaat na onze tijd van leven?
Kunnen we in de dorre herfstboom, die zijn blaadjes een voor een laat vallen, al de
Belofte van een nieuwe lente ontwaren?

Als we iets van die bron van leven kunnen ervaren, iets dat altijd verder gaat,
Geeft dat ons wellicht ook de moed om een ander los te laten
En toe te vertrouwen aan wat buiten ons bereik is.
Als we kunnen (toe)vertrouwen, dan hoeven we niet te begrijpen,
Dan hoeven we niet te proberen het verleden over te doen, maar kunnen we verder
Met de kostbare herinneringen die die geliefde ander ons cadeau heeft gedaan.

Soms doe je de ander meer eer aan om het leven zonder hem of haar
Zo goed mogelijk te leven.

Dat we mensen en mogelijkheden verliezen in ons leven, is een gegeven. Daar kunnen
We niet aan veranderen. Wat we wel kunnen doen, is proberen te ervaren dat het hiermee
Niet ophoudt. Dat ons verdere leven evengoed nog gedragen wordt, en opgetild en zin geeft.

Prediker eindigt zijn tekst als volgt:
Wanneer een mens zich aan eten en drinken tegoed doet en geniet van al het goede
Dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God.
Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet hij voor altijd. Daar is niet aan toe te voegen,
Daar is niets van af te doen. Wat er is, was er al lang, wat zal komen, is er altijd al geweest.
God haalt wat voorbij is altijd weer terug. Hij wel.
“Na mijn zwijgen, uw gedicht”.
God haalt alles wat voorbij is altijd weer terug.

Het is dan ook met vertrouwen dat we onze doden loslaten en overgeven
Aan de Eeuwige, die de mensen en de tijden omvat. We danken God voor de
Tijd die we met hen mochten doorbrengen. En we bidden God dat hij hen niet
Buiten de tijd laat vallen, maar geborgen houdt in zijn eeuwigheid.

We bidden dat de tijd met onze doden tot een blijvende herinnering mag zijn.
De tijden dat zijn wij. In onze herinnering dragen we onze geliefden zo mee in ons hart.
Zij blijven bij ons tot onze tijd gekomen is.
Dat dat ons, geloofsgenoten, vrienden en familie, tot troost mag zijn.

Amen.


De foto is van Peretz Partensky.