Vroeger ging alles langzamer, hoor ik vaak op huisbezoeken. Nu nemen
de mensen niet de tijd meer om ergens bij stil te staan. Eind vorige eeuw
hield cabaretier Kees van Kooten een pleidooi voor een terugkeer van
wat hij ‘de tussentijd’ noemde. Het was de tijd van de opmars van het
internet en andere snelle communicatievormen.
Van Kooten merkte op dat we niet meer gewend zijn te wachten. We willen alles nu en tegelijk: carrière maken, een gelukkig gezinsleven met
familiedagen, zinvol vrijwilligerswerk, een winter- en zomervakantie en
stedentrips tussendoor, sportschool of -vereniging, zelfontplooiing door
pottenbakken, boeken schrijven of een cursus Chinees. En natuurlijk moet
je ook alle kranten, blogs en opiniebladen en de verjaardagen van al je
kennissen bijhouden en je gezicht laten zien op Facebook.
Ook de wachttijd die aan de bevrediging van veel van onze behoeften
voorafgaat wordt steeds korter. Digitale foto’s zijn in een uurtje klaar, kleding, een verre reis, boek of DVD is met een paar muisklikken geboekt of gekocht, een mail, sms- of Facebookbericht binnen seconden verstuurd.
Naast alle voordelen van deze communicatietechnieken wees Van Kooten
op een bijzondere paradox. Want hoewel er aan onze behoeften op steeds snellere wijze kan worden voldaan, is het maar de vraag of we er met dezelfde intensiteit van genieten. Er gaat immers geen wacht- of
voorbereidingstijd aan vooraf waarin de tijd zich kan verrijken. Vroeger
spaarde je nog voor een fototoestel…
Over dit spaarzame genot in ‘de tussentijd’ schrijft hij: ‘Ik herinner mij hoe wij mijn schoonvader, na een met de hele familie in Frankrijk doorgebrachte vakantie, een albumpje met twintig in die veertien dagen gemaakte foto’s hadden gegeven. Dat boekje lag naast zijn leunstoel en hij bekeek het eens per week. ‘Ik kijk er niet te vaak naar,’ zei hij, ‘dan blijft het vers”.
Religieuze tradities hebben altijd al van Van Kootens tussentijd geweten.
Tussentijds is ook de titel van het blauwe liedbundeltje in de kerk. Kerken getuigen van het besef dat de voorbereidingsperiode in de aanloop
naar een feest de beleving van dat feest kan verdiepen. Zo kennen joden
tien dagen van inkeer als opmaat naar Grote Verzoendag en moslims een maand van inkeer en vasten voorafgaand aan het Suikerfeest. Zo is voor ons op 1 maart de veertigdagentijd begonnen, waarin we de kans krijgen bewust toe te leven naar Pasen op 16 april, als het feest van de
overwinning van het leven op de dood, van het licht op de duisternis.
Hoe geven wij die veertig dagen ‘tussentijd’ vorm? In mijn vorige gemeente werd ooit een wereldvoedselmaaltijd gehouden: een (vegetarische)
maaltijd met wat je at als het voedsel gelijk over alle wereldbewoners
verdeeld zou zijn. Mijn rooms-katholieke collega op school liet het tweede (niet het eerste!) glas wijn in deze periode staan. Bekend uit
vroeger tijden is het ‘vastentrommeltje’ waarin de uitgespaarde koekjes
werden bewaard. Mijn eigen ‘vasten’ (niet snoepen) begon ik toen de ramadan samenviel met de veertigdagentijd. Een van mijn leerlingen, een
moslima, vertelde erover in de klas en spontaan besloten de leerlingen en ik om solidair te zijn en ook iets te laten: computer- of smartphonegebruik verminderen; niet naar de catering, maar zelf boterhammen meenemen; een spelletje doen met je jongere broertje; geen nieuwe kleding kopen, maar dat uitstellen tot Pasen. Wat gebeurt er met je als je die prikkels vermindert?
Hoe je het ook vormgeeft, samen of individueel, de veertigdaagse ‘tussentijd’ biedt kansen tot inkeer en bezinning, die je beleving kunnen versterken. Dit alles vanuit het besef dat ‘less’ vaak ‘more’ is en je misschien iets van het Paasgeheim kan onthullen.

Sigrid Coenradie.